Rasgroep: Pinschers en Schnauzers - Molossers en Zwitserse Sennenhonden
FCI 46 Sectie 3
Aard : levendig en wantrouwend, blaft graag
Gemiddelde levensduur : 12 jaar
Schouderhoogte : 52-58 cm voor reuen; 48-54 cm voor teven
Gewicht : ongeveer 20 kg
Vacht : driekleur (zwart met witte en roestbruine aftekeningen)
Aanleg : veedrijver; is waaks
Omgang met kinderen : voortreffelijk
Omgang met andere honden :goed
Leefruimte : liever niet in de stad
Vachtverzorging : weinig
Standaard
Algemeen
Middelgrote, bijna vierkant, goed gebouwde hond; met een stevig gespierd, levendig lichaam. Heeft een guitige uitdrukking.
Hoofd
In afmeting passend bij het lichaam. Bovenschedel vrij vlak, het breedst tussen de oren en naar voren toe gelijkmatig toelopend. Lichte groef in het voorhoofd en tussen de ogen. Geleidelijk verlopende stop en vrij vlakke overgang van de zijkant van de schedel naar de voorsnuit. Vrij krachtige voorsnuit, die zich naar de neus toe iets versmalt. De lengte van de voorsnuit verhoudt zich tot de lengte van de bovenschedel als 4:5.
Gebit
Schaargebit (tanggebit toegestaan).
Oren
Oren vrij hoog aangezet, hangend gedragen, driehoekig, aangesloten tegen het hoofd; als de hond attent is bij de aanzet opgetrokken en naar voren gedraaid, zodat van voren bezien het hele hoofd inclusief de oren uitgesproken driehoekig lijkt.
Ogen
Vrij klein oog, amandelvormig, niet bol, donkerbruin, levendig, iets schuin geplaatst.
Lichaam
Vaste, rechte rug. Rond-ovale doorsnede van de ribbenkast. De ruglijn met de
benen en de bodemlijn vormen een rechthoek waarbij de verhouding tussen schouderhoogte
en lichaamslengte 9:10 bedraagt. Krachtige lendenen. Hals van gemiddelde lengte,
krachtig en droog. Diepe, brede borst met duidelijk zichtbare voorborst.
Schouderhoogte 48-58 cm: reuen 52-58 cm, teven 48-54 cm.
Benen
Een krachtige beenderstructuur. Lange, schuingeplaatste schouder, bovenarm maar iets korter dan het schouderblad. Voorbenen van alle kanten gezien.recht. Achterbenen met naar verhouding lange middenvoetsbeenderen en goed gehoekte gewrichten.
Voeten
Korte, sterke, goed gesloten voeten (kattevoeten). Hubertusklauwen aan de achtervoeten moeten verwijderd zijn.
Staart
Hoog aangezet, krachtig, van gemiddelde lengte, dicht behaard met een iets langere beharing aan de onderkant; in beweging boven het kruis en zijwaarts opgerold gedragen.
Vacht
Stokhaar, stevig en glad aanliggend, dicht en glanzend. Onderwol zwart of bruin; grijze onderwol ongewenst.
Kleur
Zwarte of chocoladebruine grondkleur met roestbruine en witte, symmetrische, regelmatige aftekeningen. Roestbruine vlekRen boven de ogen mogen niet ontbreken. Duidelijk zichtbare witte bles op het voorhoofd, doorlopend over de voorsnuit en deze omvattend. Wit aan hals en borst, dat niet onderbroken mag zijn, aan alle vier de voeten en aan de staartpunt. Het roestbruin aan de benen, aan weerskanten van het hoofd en voorsnuit en aan de horst moet steeds tussen wit en zwart liggen. Nekvlek en smalle witte halve halsring, evenals een zeer smalle hele halsring zijn toegestaan, maar niet gewenst.
Bijzonderheden
Gangwerk: ruim en soepel gangwerk met goede stuwing.
Karakter: zelf verzekerd zonder angst, temperamentvol met natuurlijke
scherpte, slim en betrouwbaar. Aangeboren aanleg voor het hoeden en drijven
van vee. Onomkoopbare en trouwe bewaker van zijn baas, huis en hof. Gemakkelijk
af te richten als waak- en verdedigingshond, Rode Kruis-, lawinen- en rampenhond.
Fouten die de bond uitsluiten voor de fokkerij: te groot of te klein.
Het ontbreken van meerdere premolaren of molaren, boven- of ondervoorbijten,
hangende staart, volkomen ontbreken van bruin, niet toegestane kleuren, brede,
volledige hals- ring, gelaarsdheid (oplopend wit aan de benen), angst, te veel
scherpte; cryptorchisme, monorchisme.