Rasgroep: Herdershonden

Aard : evenwichtig en alert

Gemiddelde levensduur :

Schouderhoogte : reuen 50,8-58,4 cm, teven 45,7-53,3 cm

Gewicht :

Vacht : halflang, halfhard haar, weerbestendig met een dichte ondervacht; kleuren: alle kleuren zijn diep en helder, bleu, merle (ook leverkleurig), effen zwart, effen leverleurig

Aanleg :

Omgang met kinderen :

Omgang met andere honden :

Leefruimte :

Vachtverzorging : moet regelmatig worden geborsteld

Standaard

Algemeen

De Australische Herdershond is zeer evenwichtig en middelzwaar van bouw. Hij is sterk, heeft veel uithoudingsvermogen en is uitzonderlijk lenig.

Hoofd

Sterk en goed geproportioneerd. De schedel is plat of enigszins bol en precies zo lang als de snuit, die in een punt uitloopt. De stop is matig, duidelijk aangegeven.

Gebit

De tanden en kiezen zijn sterk en scharend.

Oren

Hoog ingeplant. Vallen voorover tegen de wangen. Middelmatig groot. Driehoekig, aan de punt enigszins afgerond.

Ogen

Hebben een uitdrukking vol aandacht en intelligentie. Ze zijn helder, amandelvormig, middelmatig groot, een beetje schuin geplaatst. De kleur is bruin, blauw of amberkleurig, ook vlekken zijn toegestaan.

Lichaam

De nek is stevig, in verhouding passend bij het lichaam, middelmatig groot, een weinig gewelfd naar de schedel toe, met een goede overgang naar de schouders toe. Het lichaam is goed gespierd. De ruglijn is recht in een natuurlijk evenwicht. Diepe en sterke borst met goed geronde ribben. De lendenen zijn breed en sterk. Licht opgetrokken buik. Het kruis loopt af; een hoek van 30° is ideaal.

Benen

De goed gehoekte voorbenen staan recht. De ellebogen bevinden zich halverwege tussen de schoft en de grond. Voorbenen zo hoog als de achterbenen. De goed gehoekte achterbenen zijn bij benadering recht. Ze zijn van achteren gezien recht.

Voeten

Ovaal. Goed gebogen tenen. Korte en sterke nagels.

Staart

De staart is kort bij de geboorte of gecoupeerd.

Vacht

Van een gemiddelde textuur. Recht of een weinig gegolfd. Biedt weerstand tegen slechte weersomstandigheden. Halflang met een ondervacht, waarvan de dichtheid met het klimaat wisselt. Op het hoofd, de voorkant van de voorbenen en de hielen is de vacht kort en zacht. In de hals en nek vormt zich een halflange kraag, vooral bij de reuen.

Kleur

Alle kleuren zijn diep, helder en rijk gepigmenteerd. De erkende kleuren zijn bleu merle, ook in bruin (leverkleur), effen zwart, effen bruin, al dan niet met wit en (koperkleurig) tan. Rond de oren en de ogen domineren de kleuren over het wit. De witte kraag reikt niet verder dan de schoft.

Bijzonderheden

geen.