Hondenrassen |
|
DASHOND (TECKEL)
Rasgroep: Dashonden en Lopende Honden Aard : nieuwsgierig, levendig, eigenzinnig, moedig Gemiddelde levensduur : 12-15 jaar Schouderhoogte : ongeveer 17-25 cm, al naar gelang de varieteit Gewicht : Kaninchenteckel maximaal 3,5 kg, dwerg teckel maximaal 4 kg, standaard maximaal 9 kg Vacht : eenkleurig: van geel tot rood; tweekleurig meestal zwart of bruin met tankleurige aftekeningen; gevlekt of gestroomd Omgang met kinderen : zeer goed Omgang met andere honden : goed Leefruimte : voelt zich bijna overal gelukkig Vachtverzorging : langhaar regelmatig borstelen Standaard Algemeen Lage, kortbenige, langgerekte, krachtige gestalte, met sterke spieren, driest uitdagende hoofdhouding en schrandere uitdrukking. Ondanks de in verhouding tot het lange lichaam korte ledematen, is deze hond niet gebrekkig, plomp, beperkt in de bewegingen of slap als een wezel. Hoofd Lang, versmalt van boven en van opzij gezien gelijkmatig tot de punt van de
neus, scherp besneden, droog. De slechts zwak gewelfde hersenpan gaat geleidelijk,
zonder scherpe stop (hoe minder stop, hoe typischer) in de fijn gevormde, licht
gebogen neus over. Gebit Krachtige, juist in elkaar grijpende haaktanden. Tanggebit en schaargebit zijn gelijk te stellen. Oren Hoog, niet te ver naar voren aangezet, rijkelijk, maar niet te lang, mooi afgerond, niet smal, puntig of geplooid. Beweeglijk. Met de voorste rand dicht tegen de wang aanliggend. Ogen Middetmatig groot, ovaal, zijwaarts liggend met heldere, energieke en toch vriendelijke uitdrukking, niet stekend. Glanzend donker-roodbruin tot zwartbruin bij alle haarkleuren. Glas-, vis- of parelogen bij grijze en gevlekte honden zijn niet fout, maar ook niet gewenst. Lichaam De hals is voldoende lang, gespierd, droog, toont geen losse keelhuid, heeft
lichte welving in de nek, wordt vrij hoog gedragen. De voorhand is in overeenstemming
met het zware werk onder de grond: gespierd, gedrongen, laag, lang en breed.
Lange, brede en schuin geplaatste schouderbladen die vast op de flink ontwikkelde
borstkas liggen en zichtbaar gespierd zijn. Benen De bovenarm is van gelijke lengte als het schouderblad, en staat daarmee in
een rechte hoek. Sterk van bot en flink gespierd, ligt tegen de ribben, maar
is vrij in de beweging. De onderarm is kort, zo weinig mogelijk naar binnen
gebogen, naar voren en naar buiten harde en fraaie musculatuur. Ongeveer zo
lang, dat de bodemafstand van de hand ongeveer een derde van de schofthoogte
bedraagt. De voormiddenvoetgewrichten staan slechts weinig dichter bij elkaar
dan de schoudergewrichten. Voeten Gesloten en goed gebogen voorvoeten met krachtige eeltkussens. Elke voet heeft
vijf tenen, waarvan er vier ontwikkeld zijn. Ze staan steeds dicht bij elkaar
geplaatst, met duidelijke buiging van de tenen, en zijn voorzien van sterke
nagels en flinke eeltkussens. Staart In dezelfde lijn als de ruggegraat aangezet en zonder sterke kromming verlopend. Vacht Kortharige Dashond: Kort, dicht, glanzend, ligt glad op het lichaam,
nergens onbehaarde plaatsen tonend. Ruwharige Dashond: Met uitzondering van mond, wenkbrauwen en oren over
het gehele lichaam volkomen gelijkmatige, van onderwol voorziene, op de huid
liggende, dichte en metaaldraadachtige jas. Aan de snuit een flinke baard. De
wenkbrauwen zijn borstelig. De oren zijn korter behaard dan het lichaam, bijna
glad, toch aangepast aan de overige beharing. De staart is grof, maar zo veel
mogelijk aanliggend behaard, loopt puntig toe, zonder kwast. De gehele beharing
moet zo zijn, dat ze, op een afstand gezien, op die van een Kortharige Dashond
lijkt. Langharige Dashond: Het verschil met de Kortharige Dashond is uitsluitend
de lange, zijdeachtige beharing. Het zachte, gladde, glanzende haar verlengt
zich onder de hals, de gehele onderkant van het lichaam, voornamelijk echter
aan de oren, en aan de achterkant van de benen tot een zware bevedering, en
bereikt zijn grootste lengte aan de onderkant van de staart. De haren aan de
oren moeten aan de onderkant over de rand van het oor vallen. Korte beharing
op deze plek (zogenaamd 'Lederende') is niet gewenst. Te rijke beharing aan
de voeten (zogenaamde vinnen) is lelijk en voor een werkende hond hinderlijk.
De staart wordt mooi in het verlengde van de ruglijn gedragen. Op de staart
bereikt het haar de grootste lengte van geheel het lichaam en vormt een volledige
veer. Kleur Kortharige Dashond: b. Tweekleurige Dashond: diepzwart, bruin, grijs of wit, met roestbruine of gele afrekening (brand) boven de ogen, aan weerskanten van de mond, aan de onderlip, aan de binnenrand van het oor, aan de voorborst, aan de binnen- en achterkanten van de benen, aan de voeten, om de aars en van daaraf tot een derde of de helft van de onderkant van de staart. Neus en nagels bij zwarte honden zwart, bij bruine honden bruin of zwart, bij grijze of witte honden grijs, maar ook wel vleeskleurig (toch is het laatste niet gewenst), bij witte honden liefst zwart. Bij eenkleurige en niet bepaald witte, tweekleurige Dashonden is wit niet gewenst, maar in op zichzelf staande kleine plekken niet diskwalificerend. c. Gevlekte (getijgerde en gestroomde) Dashonden: de haarkleur van de getijgerde Dashonden is een lichte, bruinachtige, grijze tot zelfs witte grond met donkere, ronregelmatige vlekken (grote platen zijn niet gewenst), van donkergrijze, bruine, roodgele of zwarte kleur. Gewenst is dat de lichte noch de donkere kleur overheerst. De kleur van de gestroomde Dashonden is rood of geel met donkere stroming. Neus en nagels als bij de eenkleuri- ge en tweekleurige. d. Anderskleurige Dashonden: alle kleuren die hiervoor niet zijn genoemd. Fouten: zwarte en witte kleur zonder enige brand is niet toegestaan, te sterk uitgebreide brand is niet gewenst. Ruwharige Dashond: Alle kleuren zijn toegestaan. Witte afrekening aan de borst is toegestaan, maar niet gewenst. Voor het overige geldt hetzelfde als voor de Kortharige Teckel. Langharige Dashond: Het verschil met de Kortharige Dashond is uitsluitend de lange, zijdeachtige beharing. De kleur van haar, neus en nagels zijn hetzelfde als bij de Kortharige Dashonden. Bijzonderheden De Dashond wordt in drie haarvariëteiten gefokt: Algemene fouten. b. Fouten die een hogere bekroning dan 'goed' beletten: zwakke, hoogbenige of over de grond slepende gestalte; in de schouders hangend lichaam; moeilijke, onbeholpen, schommelende gang; binnenwaarts of te ver schuin naar buiten gedraaide tenen; gespreide tenen; zadelrug, karperrug; overbouwd zijn (dat wil zeggen het kruis staat hoger dan de schoft); te zwakke borstkas; windhondachtig opgetrokken buik; smalle, slappe achterhand; zwakke nierstreek; onvoldoende buiging der gewrichten in voor- of achterbenen; koehakkig of O-benig; glasogen bij andere dan grijze of gevlekte honden; slechte beharing. Lichte fouten. Opmerkingen bij de raspunten. |
Copyright MyCorp © 2024 Contact Us |