Hondenrassen
Diverse
  • Gallery
  • Site Catalog
  • Section categories
    Dierinfo [0]
    Hondensport [10]
    CHAT
    200
    Search
    Site friends
  • Paardenrassen
  • Kattenrassen
  • Tattoo Design Gallery
  • Alles-in-één Start
  • Startpunt Online
  • BouwInzicht
  • De Digitale Hub
  • Statistics



    DASHOND   (TECKEL)  


    Rasgroep: Dashonden en Lopende Honden

    Aard : nieuwsgierig, levendig, eigenzinnig, moedig

     

    Gemiddelde levensduur : 12-15 jaar

    Schouderhoogte : ongeveer 17-25 cm, al naar gelang de varieteit

    Gewicht : Kaninchenteckel maximaal 3,5 kg, dwerg teckel maximaal 4 kg, standaard maximaal 9 kg

    Vacht : eenkleurig: van geel tot rood; tweekleurig meestal zwart of bruin met tankleurige aftekeningen; gevlekt of gestroomd

    Omgang met kinderen : zeer goed

    Omgang met andere honden : goed

    Leefruimte : voelt zich bijna overal gelukkig

    Vachtverzorging : langhaar regelmatig borstelen

    Standaard

    Algemeen

    Lage, kortbenige, langgerekte, krachtige gestalte, met sterke spieren, driest uitdagende hoofdhouding en schrandere uitdrukking. Ondanks de in verhouding tot het lange lichaam korte ledematen, is deze hond niet gebrekkig, plomp, beperkt in de bewegingen of slap als een wezel.

    Hoofd

    Lang, versmalt van boven en van opzij gezien gelijkmatig tot de punt van de neus, scherp besneden, droog. De slechts zwak gewelfde hersenpan gaat geleidelijk, zonder scherpe stop (hoe minder stop, hoe typischer) in de fijn gevormde, licht gebogen neus over.
    Het kraakbeen en de punt van de neus zijn lang en smal. De lippen zijn strak en gespannen, bedekken goed de onderkaak, niet diep, niet slurfachtig puntig, met slechts even ontwikkelde mondhoek. Neusgaten goed open. De mond wijd rekbaar, loopt tot voorbij de ogen, met sterk ontwikkeld gebit en kaken.

    Gebit

    Krachtige, juist in elkaar grijpende haaktanden. Tanggebit en schaargebit zijn gelijk te stellen.

    Oren

    Hoog, niet te ver naar voren aangezet, rijkelijk, maar niet te lang, mooi afgerond, niet smal, puntig of geplooid. Beweeglijk. Met de voorste rand dicht tegen de wang aanliggend.

    Ogen

    Middetmatig groot, ovaal, zijwaarts liggend met heldere, energieke en toch vriendelijke uitdrukking, niet stekend. Glanzend donker-roodbruin tot zwartbruin bij alle haarkleuren. Glas-, vis- of parelogen bij grijze en gevlekte honden zijn niet fout, maar ook niet gewenst.

    Lichaam

    De hals is voldoende lang, gespierd, droog, toont geen losse keelhuid, heeft lichte welving in de nek, wordt vrij hoog gedragen. De voorhand is in overeenstemming met het zware werk onder de grond: gespierd, gedrongen, laag, lang en breed. Lange, brede en schuin geplaatste schouderbladen die vast op de flink ontwikkelde borstkas liggen en zichtbaar gespierd zijn.
    De rug moet een hoge en lange schoft hebben, in het verloop van de verdere borstwervels recht verlopen, en in de lendepartij een lichte welving vertonen. Het borstbeen is zwaar en zo sterk vooruitspringend, dat aan beide zijden kuiltjes zichtbaar zijn. De borstkas is van voren gezien ovaal, van boven en van opzij gezien zeer ruim Ze biedt aan hart en longen goede ruimte voor ligging en volle ontplooing.
    De ribben lopen ver naar voren door, de borstlijn gaat geleidelijk in de buiklijn over. Bij juiste lengte en juiste hoeking van schouder en bovenarm onttrekt, van opzij gezien, het voorbeen het diepste punt van de borst aan het oog. De buik is matig opgetrokken. Het kruis is lang, breed en mooi gespierd. Bekkenbeenderen niet te kort, voldoende krachtig ontwikkeld, matig schuin geplaatst.

    Benen

    De bovenarm is van gelijke lengte als het schouderblad, en staat daarmee in een rechte hoek. Sterk van bot en flink gespierd, ligt tegen de ribben, maar is vrij in de beweging. De onderarm is kort, zo weinig mogelijk naar binnen gebogen, naar voren en naar buiten harde en fraaie musculatuur. Ongeveer zo lang, dat de bodemafstand van de hand ongeveer een derde van de schofthoogte bedraagt. De voormiddenvoetgewrichten staan slechts weinig dichter bij elkaar dan de schoudergewrichten.
    De beenderen in de voormiddenvoet mogen van opzij gezien steil, noch doorgedrukt zijn. Het dijbeen is zwaar, van goede lengte, zoveel mogelijk rechthoekig ten opzichte van de bekkenruimte. De dijen zijn breed en sterk gespierd, kniegewrichten breed en in verhouding tot andere honden is de schenkel kort, rechthoekig op de dij, sterk gespierd. De voetwortelbeenderen zijn breed, met sterk uitspringend hielbeen. De middenvoet is lang, beweeglijk, ten opzichte van de schenkel licht naar voren gebogen. De achterhand moet van achteren gezien volkomen recht zijn.

    Voeten

    Gesloten en goed gebogen voorvoeten met krachtige eeltkussens. Elke voet heeft vijf tenen, waarvan er vier ontwikkeld zijn. Ze staan steeds dicht bij elkaar geplaatst, met duidelijke buiging van de tenen, en zijn voorzien van sterke nagels en flinke eeltkussens.
    Ook de achtervoeten hebben vier dicht aaneengesloten en mooi gebogen tenen. De gehele voet rust ook op de zool en niet alleen op de tenen. Korte nagels.

    Staart

    In dezelfde lijn als de ruggegraat aangezet en zonder sterke kromming verlopend.

    Vacht

    Kortharige Dashond: Kort, dicht, glanzend, ligt glad op het lichaam, nergens onbehaarde plaatsen tonend.
    Bijzondere fouten: te fijn, dun haar, kale oorranden, haarloze plekken of al te grof en al te veel haar in het algemeen. De staart loopt fijn toe, is vol maar niet te rijk behaard. Iets langere bovenharen aan de onderkant van de staart gelden als teken van goede aanleg voor beharing, niet als fout. Borstelige staart of over de gehele lengte bijna onbehaarde staart worden als fout gerekend.

    Ruwharige Dashond: Met uitzondering van mond, wenkbrauwen en oren over het gehele lichaam volkomen gelijkmatige, van onderwol voorziene, op de huid liggende, dichte en metaaldraadachtige jas. Aan de snuit een flinke baard. De wenkbrauwen zijn borstelig. De oren zijn korter behaard dan het lichaam, bijna glad, toch aangepast aan de overige beharing. De staart is grof, maar zo veel mogelijk aanliggend behaard, loopt puntig toe, zonder kwast. De gehele beharing moet zo zijn, dat ze, op een afstand gezien, op die van een Kortharige Dashond lijkt.
    Fouten: zacht haar onder alle omstandigheden, of het kort of lang is, op welke plaats van het lichaam dan ook lang, naar alle kanten van het lichaam afstaand, gekruld of gegolfd haar, een veer aan de staart.

    Langharige Dashond: Het verschil met de Kortharige Dashond is uitsluitend de lange, zijdeachtige beharing. Het zachte, gladde, glanzende haar verlengt zich onder de hals, de gehele onderkant van het lichaam, voornamelijk echter aan de oren, en aan de achterkant van de benen tot een zware bevedering, en bereikt zijn grootste lengte aan de onderkant van de staart. De haren aan de oren moeten aan de onderkant over de rand van het oor vallen. Korte beharing op deze plek (zogenaamd 'Lederende') is niet gewenst. Te rijke beharing aan de voeten (zogenaamde vinnen) is lelijk en voor een werkende hond hinderlijk. De staart wordt mooi in het verlengde van de ruglijn gedragen. Op de staart bereikt het haar de grootste lengte van geheel het lichaam en vormt een volledige veer.
    Fouten: een overdreven, dat wil zeggen over het gehele lichaam gelijk lange beharing, te sterk gegolfd of ruig, het missen van de veer aan de staart of het overhangen van het haar aan de oren, sterke scheiding in het haar, te lang haar tussen de tenen van de voeten.

    Kleur

    Kortharige Dashond:
    a. Eenkleurige Dashond: rood, roodgeel en geel, met of zonder zwarte haartjes ertussen (Stichelung). Zuivere kleur gaat echter voor en rood moet boven roodgeel en geel worden gesteld. Ook sterk zwart 'gestichelte' honden horen hierbij, en niet bij de anderskleurige. Neus en nagels zwart; rood wordt niet gewenst maar is wel toegestaan.

    b. Tweekleurige Dashond: diepzwart, bruin, grijs of wit, met roestbruine of gele afrekening (brand) boven de ogen, aan weerskanten van de mond, aan de onderlip, aan de binnenrand van het oor, aan de voorborst, aan de binnen- en achterkanten van de benen, aan de voeten, om de aars en van daaraf tot een derde of de helft van de onderkant van de staart. Neus en nagels bij zwarte honden zwart, bij bruine honden bruin of zwart, bij grijze of witte honden grijs, maar ook wel vleeskleurig (toch is het laatste niet gewenst), bij witte honden liefst zwart. Bij eenkleurige en niet bepaald witte, tweekleurige Dashonden is wit niet gewenst, maar in op zichzelf staande kleine plekken niet diskwalificerend.

    c. Gevlekte (getijgerde en gestroomde) Dashonden: de haarkleur van de getijgerde Dashonden is een lichte, bruinachtige, grijze tot zelfs witte grond met donkere, ronregelmatige vlekken (grote platen zijn niet gewenst), van donkergrijze, bruine, roodgele of zwarte kleur. Gewenst is dat de lichte noch de donkere kleur overheerst. De kleur van de gestroomde Dashonden is rood of geel met donkere stroming. Neus en nagels als bij de eenkleuri- ge en tweekleurige.

    d. Anderskleurige Dashonden: alle kleuren die hiervoor niet zijn genoemd.

    Fouten: zwarte en witte kleur zonder enige brand is niet toegestaan, te sterk uitgebreide brand is niet gewenst.

    Ruwharige Dashond: Alle kleuren zijn toegestaan. Witte afrekening aan de borst is toegestaan, maar niet gewenst. Voor het overige geldt hetzelfde als voor de Kortharige Teckel. Langharige Dashond: Het verschil met de Kortharige Dashond is uitsluitend de lange, zijdeachtige beharing. De kleur van haar, neus en nagels zijn hetzelfde als bij de Kortharige Dashonden.

    Bijzonderheden

    De Dashond wordt in drie haarvariëteiten gefokt:
    - Kortharige Dashond.
    - Ruwharige Dashond.
    - Langharige Dashond.
    In lichaamsbouw moeten alle drie in gelijke mate aan genoemde raspunten voldoen.

    Algemene fouten.
    a. Zware fouten die van elke bekroning naar het uiterlijk uitsluiten: boven- of ondervoorbijten, 'knicken' (doorbuigen in de gewrichten), zeer losse schouders; alle staartfouten; cryptorchisme, monorchisme; afgezette borst. Honden met deze fouten kunnen niet worden ingeschreven in het stamboek van de Deutsche Teckelclub.

    b. Fouten die een hogere bekroning dan 'goed' beletten: zwakke, hoogbenige of over de grond slepende gestalte; in de schouders hangend lichaam; moeilijke, onbeholpen, schommelende gang; binnenwaarts of te ver schuin naar buiten gedraaide tenen; gespreide tenen; zadelrug, karperrug; overbouwd zijn (dat wil zeggen het kruis staat hoger dan de schoft); te zwakke borstkas; windhondachtig opgetrokken buik; smalle, slappe achterhand; zwakke nierstreek; onvoldoende buiging der gewrichten in voor- of achterbenen; koehakkig of O-benig; glasogen bij andere dan grijze of gevlekte honden; slechte beharing.

    Lichte fouten.
    Fouten die de bekroning 'uitmuntend' beletten: slecht aangezette, afstaande, pun- tige of geplooide oren; te veel stop; te puntige, zwakke mond; gebit aangetast ten gevolge van hondeziekte; te breed, kort hoofd; te groot, bol oog, glasogen bij grijze en gevlekte Teckels, niet voldoende donker oog bij alle andere haarkieuren; wammen; korte hals, zwanehals; te fijne of te dunne beharing, bij ruwhaar getrimd haar; honden die meer dan 9 kg wegen; te weinig bodemafstand, deze moet minstens een derde van de hoogte bedragen; bij Dwergteckels een borstomvang van hoogstens 30 cm bij de leeftijd van minstens 15 maanden.

    Opmerkingen bij de raspunten.
    Het grijs wordt evenals bij de Duitse Doggen 'blauw' genoemd. Bruine honden met zwarte neus en nagels schijnen voor te komen. De haarkleur van de getijgerde Dashond is zwart met liefst zilvergrijs tijgerpatroon. Bij de bruintijger is het tijgerpatroon eveneens lichter dan de bruine grondkleur. Hier is het patroon heel lichtbruin tot beigeachtig. Rode grondkleur komt eveneens voor. Bij de roodtijger is alleen een donkerder tijgerpatroon bekend. Bij de witkleur en blauwtijger komt zowel een donkerder als een zilvergrijs tigerpatroon voor, niet zelden op dezelfde hond. De wittijger heeft uiteraard een donkerder patroon, vaak ook platen waarop een donkerder tijgerpatroon zichtbaar is.