Rasgroep: Staande Jachthonden, Spaniels en Retrievers
Aard : gehoorzaam en vlijtig
Gemiddelde levensduur : ongeveer 12 jaar
Schouderhoogte : kortharige Vizsla: reuen 56-61 cm en teven 52-75 cm; draadharige Vizsla: reuen 58-62 cm, teven 54-58 cm
Gewicht : 22-27 kg
Vacht : kortharig of draadharig; effen donkertarwegeel of donkergoudgeel
Aanleg : Staande Jachthond
Omgang met kinderen : zeer goed
Omgang met andere honden : zeer goed
Leefruimte : verblijft graag in huis, maar moet veel wandelen en oefenen
Vachtverzorging : van weinig tot regelmatig borstelen
Standaard VIZSLA KORTHAAR
Algemeen
Een jachthond van middelmatige afmeting, met een elegant uiterlijk, een gele
vacht en een eerder lichte bouw. Een perfecte afweging tussen kracht en schoonheid.
De Vizsla is evenwichtig en intelligent, maar ook levendig. Bepaalde experts
in gespecialiseerde literatuur over dit onderwerp nemen aan dat deze hond al
eeuwen bestaat. Geschiedkundigen zien de Lopende Hond van Pannonië als een van
de voorouders.
De Gele Hond van de Turken heeft eveneens een rol gespeeld in de ontwikkeling
van het ras, terwijl onderzoek aanwijzingen bevat dat ook de Sloughi tot zijn
voorouders moet worden gerekend. De eerste honden met een voorkomen als dat
van de tegenwoordige Vizsla zijn bekend vanaf het begin van de 18e eeuw. In
verband met verbeteringen en aanpassingen aan de veranderde jachtomstandigheden
zijn later ook nog andere jachthonderassen ingebracht bij deze zeer typische,
gele jachthond. Het ras wist de verliezen als gevolg van de wereldoorlogen goed
te maken.
De Vizsla leert gemakkelijk en snel. Zijn aangeboren kwaliteiten, zijn uitstekende
geheugen en zijn vermogen zich aan allerlei situaties aan te passen, maken hem
tot een moderne jachthond van goede kwaliteit. Ondanks zijn jachtpassie is hij
ook een gezeglijke en aanhankelijke huisgenoot. Hij is bekend vanwege zijn enorme
aanpassingsvermogen aan uiteenlopende weersomstandigheden. De Vizsla is onvermoeibaar
en werkt met veel passie. Behalve deze innerlijke kwaliteiten worden de volgende
punten als fundamenteel voor het ras opgevat: een uitstekende neus, een goede
en vaste stand, een opmerkelijke aandacht voor zoekwerk en apport, liefde voor
water en uitstekend in de hand.
Hoofd
Droog, edel en goed geproportioneerd. De schedel is middelmatig lang en enigszins gewelfd. De lichte middengroef loopt van de middelmatig ontwikkelde achterhoofdsknobbel tot aan het voorhoofd. De stop is matig. De neusrug is altijd recht. De snuit is goed gewelfd, niet lang gerekt en breed. De neusspiegel is goed ontwikkeld. De neusgaten zijn zo groot mogelijk. De onderkaak is goed ontwikkeld en gespierd. De lippen sluiten goed tegen het gebit aan en hangen niet over.
Gebit
Sterk. De snijtanden raken elkaar scharend.
Oren
Middelmatig lang. Een beetje naar achteren en tamelijk laag aangezet. Hangen dicht tegen de wangen en bedekken de opening van de gehoorgang. Hebben de vorm van een V en zijn enigszins afgerond.
Ogen
Enigszins ovaal van vorm. De uitdrukking is levendig en intelligent. De oogkleur harmonieert met de vachtkleur, maar de donkerste ogen genieten de voorkeur. De oogleden zijn goed aangesloten.
Lichaam
De hals is middelmatig lang, goed gespierd, licht gebogen en zit middelmatig
hoog aan de romp. Geen keelhuid. De krachtige, goed geproportioneerde romp is
wat langer dan die van sommige andere rassen. De schoft is geaccentueerd en
gespierd. Korte, rechte rug. De bovenbelijning van de stevige lendenen is enigszins
afgerond naar de staartaanzet toe. De borstkas is middelmatig breed en diep,
en reikt minstens tot de ellebogen. De ribben zijn matig gebogen. De flink gespierde
schouder is goed vrij in beweging. Het schouderblad is goed schuin geplaatst.
Ideale schouderhoogte: reuen 56-61 cm, teven 52-57 cm. Afwijkingen van 4 cm
naar boven of naar beneden zijn toegestaan, mits de hond harmonisch blijft.
Het statische en dynamische evenwicht en de harmonie van de vormen zijn veel
belangrijker dan de in centimeters vastgelegde maten.
Benen
De rechte voorbenen zijn voorzien van sterke botten en gesloten ellebogen. De achterbenen zijn goed gespierd en middelmatig gehoekt. De spronggewrichten zitten wat laag.
Voeten
Licht ovaal. De tenen zijn sterk, goed gewelfd en goed gesloten. De nagels zijn krachtig. De voetkussens zijn elastisch en hard.
Staart
Enigszins laag aangezet. Middelmatig sterk. Loopt geleidelijk dunner uit naar het einde toe, dat een beetje naar boven is gekruld. De staart vormt gewoonlijk een esthetisch geheel met het lichaam tot op ongeveer drie kwart van de lengte. Daartoe wordt meestal slechts een kwart van de staart gecoupeerd. Als de staart echter juist en mooi van vorm is, horizontaal wordt gedragen, is het couperen niet verplicht.
Vacht
De gepigmenteerde huid is stevig en zonder rimpels of plooien. De neusspiegel is vleeskleurig. De lippen, oogleden en nagels zijn bruin. De voetkussens zijn leigrijs. De haren liggen vlak tegen de huid aan. Ze zijn kort, recht en stug. De buik is weinig behaard. Bij de oren is het haar eerder korter en zijdeachtig. De beharing van de staart is langer.
Kleur
Effen donkertarwegeel of tamelijk donkergoudkleurig in verschillende, bij voorkeur donkere tinten. Donkerbruin en lichtgeel zijn ongewenst. Kleine witte vlekken op de borst of de voeten worden niet als fout aangerekend.
Bijzonderheden
Gangen: krachtig, gemakkelijk en ruim uitgrijpend; bij werk in het veld
is een harmonische, volhardende galop kenmerkend.
Afwijkingen in het type: gebrek aan type; afwijkingen die de voorgeschreven
schouderhoogte te buiten gaan; fouten in de bouw die de gebruikswaarde aantasten,
met name een overdreven sterk gewelfde borst, een zadel- of een karperrug, waardoor
de hond niet in staat is inspanningen te verrichten.
Afwijkingen van de vacht: niet overeenkomend met de standaard (kleur
lichter dan waskleurig geel, bruin of izabelkleurig, veelkleurig of bont; een
vlek van meer dan 5 cm in doorsnee; witte vlekken op de voeten); ernstig pigmentverlies
(roze neus, leigrijs, zwart of vlekken van deze kleuren, zeer licht gekleurde
ogen, grijze of anderskleurige ogen); te zijdeachtige vacht, te lange vacht
(langer dan 4 cm), wollige of gekrulde vacht.
Diskwalificerende fouten: monorchisme of cryptorchisme; afwijkingen van
het gebit (boven- of ondervoorbijten, afwezigheid van een hoektand of knipkies,
of van twee premolaren); kenmerken van entropion of ectropion, of sporen van
een chirurgische ingreep.
Standaard VIZSLA DRAADHAAR
Algemeen
Een jachthond van middelmatige afmeting, maar sterk gebouwd. Hij heeft een
krachtiger beendergestel en een hoger lichaamsgewicht dan de kortharige Vizsla.
Vanwege zijn vachtstructuur kan deze hond in alle moeilijke terreinen, rietgebieden
en moerassen werken. Ondanks zijn robuuste uiterlijk, vertoont de hond toch
veel elegantie dankzij zijn korte vacht. Hij is intelligent, trouw en evenwichtig.
Hij stamt uit de jaren '30 van deze eeuw. De Duitse Staande Draadhaar heeft
een grote rol gespeeld in zijn ontwikkeling. Behalve aan het vastleggen van
de uiterlijke kenmerken is bij de enige decennia doorgevoerde selectie veel
belang toegekend aan de bruikbaarheid van deze bond. Het doel daarvan was om
de eigenschappen van de Vizsla tot uitdrukking te brengen in zijn veelzijdige
mogelijkheden en zijn bijzondere geschiktheid voor het werk onder moeilijke
omstandigheden. Tegenwoordig streven de liefhebbers naar een grotere homogeniteit
in bouw en van de vachtstructuur.
Wat zijn karakter betreft, lijkt hij op de Vizsla Korthaar. Hij is gemakkelijk
in de hand, leert snel en kan er niet tegen als er hard tegen hem wordt opgetreden.
Hij heeft een uitstekende neus, houdt veel van waterwerk en apporteert het wild
zeer goed. De Vizsla Draadhaar kan het tegen elke andere continentale ruwharige
staande hond opnemen wat werkstijl, zoeken en voorstaan betreft.
Hoofd
Goed geproportioneerd. De licht gewelfde schedel is middelmatig van afmeting. De snuit is een weinig korter dan het schedelgedeelte. Matige stop. De oogbogen zijn sterk. De typische garnituur verleent het hoofd een markante, enigszins hoekige vorm. De neusrug is recht en eindigt in een brede neusspiegel. Goed ontwikkelde, gespierde onderkaak. De lippen zijn tamelijk gesloten, maar hangen niet over.
Gebit
Sterk. De snijtanden raken elkaar scharend.
Oren
Middelmatig hoog aangezet. Ze zijn middelmatig lang en bedekken de opening van de gehoorgang.
Ogen
Ovaal van vorm. De oogkleur harmonieert met de vachtkleur, maar de donkerste ogen genieten de voorkeur. De uitdrukking is levendig en intelligent.
Lichaam
De hals is middelmatig lang, goed gespierd, enigszins gebogen en zonder keelhuid.
De krachtige, goed geproportioneerde romp is enigszins langer dan die van sommige
andere rassen. De schoft is geaccentueerd en gespierd. Korte, rechte rug. De
bovenbelijning van de stevlge lendenen is enigszins afgerond naar de staartaanzet
toe. De borstkas is middelmatig breed en diep, en reikt minstens tot de ellebogen.
De ribben zijn matig gebogen. De flink gespierde schouder is goed vrij in beweging.
Het schouderblad is goed schuin geplaatst.
Ideale schouderhoogte: reuen 58-82 cm, leven 54-58 cm. Afwijkin-gen van 3 cm
naar boven of naar beneden zijn toegestaan, mits de hond harmonisch blijft.
Het statische en dynamische evenwicht en de harmonie van de vormen zijn veel
belangrijker dan de in centimeters vastgelegde maten.
Benen
De rechte voorbenen zijn voorzien van sterke botten en gesloten ellebogen. De achterbenen zijn goed gespierd en middelmatig gehoekt. De spronggewrichten zitten wat laag.
Voeten
Licht ovaal. De lenen zijn sterk, goed gewelfd en goed gesloten. De nagels zijn krachtig. De voetkussens zijn elastisch en hard.
Staart
Enigszins laag aangezet. Middelmatig sterk. Loopt geleidelijk dunner uit naar het einde toe. Er wordt gewoonlijk een derde van de lengte weggenomen door couperen.
Vacht
De gepigmenteerde huid is stevig en zonder rimpels of plooien. De neusspiegel
is vleeskleurig. De lippen, oogleden en nagels zijn bruin. De voetkussens zijn
leigrijs. De beharing is aan de snuit kort en grof. Aan de kin vormen de haren
een kleine baard. Het bovenste deel van het hoofd is bedekt met kort, stug haar.
De beharing bij de oren is hetzelfde als bij de Korthaar. De wenkbrauwen zijn
dicht, stug en hard. Aan de hals en romp is het aanliggende, ruwe, harde, dichte
dekhaar 2-4 cm lang. Daaronder ligt dichte onderwol.
De beharing is aan de onderste delen van de ledematen, aan de borstkas en aan
de buik korter. Aan de achterkant van de ledematen is een tamelijk lange beharing
ook toegestaan. De structuur van de beharing moet dienen als bescherming tegen
weersomstandigheden en verwondingen. Het haar is aan de voeten en tussen de
tenen korter en zachter. De beharing van de staart is dicht en dik.
Kleur
Zandgeel in verschillende nuances. Tamelijk kleine witte vlekken op de borst of stippen aan de voeten worden niet als fout aangerekend.
Bijzonderheden
Gangen: krachtig, harmonieus en ruim uitgrijpend; bij het werk is een
evenwichtige, volhardende galop kenmerkend.
Afwijkingen in het type: gebrek aan type; afwijkingen die de voorgeschreven
schouderhoogte te buiten gaan; fouten in de bouw die de gebruikswaarde aantasten,
met name een overdreven sterk gewelfde borst, een zadel- of een karperrug, waardoor
de hond niet in staat is inspanningen te verrichten.
Afwijkingen van de vacht: niet overeenkomend met de standaard (kleur
lichter dan waskleurig geel, bruin of izabelkleurig, veelkleurig of bont; een
vlek van meer dan 5 cm in doorsnee; witte vlekken op de voeten); ernstig pigmentverlies
(roze neus, leigrijs, zwart of vlekken van deze kleuren, zeer licht gekleurde
ogen, grijze of anderskleurige ogen); te zijdeachtige vacht, te lange vacht
(langer dan 4 cm), wollige of gekrulde vacht.
Diskwalificerende fouten: monorchisme of cryptorchisme; afwijkingen van
het gebit (boven- of ondervoorbijten, afwezigheid van een hoektand of knipkies,
of van twee premolaren); kenmerken van entropion of ectropion, of sporen van
een chirurgische ingreep die deze fouten corrigeert; belemmering in de gangen;
uitsluiting kan hangend een röntgenonderzoek worden uitgesteld.