Doofheid bij honden
Doofheid is het onvermogen van een hond om geluid te horen. Doofheid
kan aangeboren zijn of ontstaan door externe oorzaken. Bij het laatste
moet gedacht worden aan beschadigingen aan het oor of de hersenen door
bijvoorbeeld geweld tegen de schedel. Daarnaast kan door infecties of
teveel oorsmeer ook tijdelijke doofheid ontstaan.
Aangeboren doofheid kan ontstaan door afwijkingen aan het binnenoor, de
zenuwen of de hersenen. Van ongeveer 35 hondenrassen is bekend dat ze
last kunnen hebben van aangeboren doofheid. Honden die deze aandoening
hebben dienen niet gebruikt te worden om te fokken.
Hoe herkend u doofheid bij een hond:
* de hond reageert niet wanneer u hem roept
* de hond reageert alleen als hij u aankijkt
* de hond slaapt meer dan normaal
* de hond wordt niet wakker tenzij u hem aanraakt
* de hond draait naar de verkeerde kant als u hem roept
* de hond schudt vaak met zijn hoofd
* de hond krabt vaak aan zijn oren
Doofheid kan dus vastgesteld worden door de hond te observeren. Voor
het vaststellen van de precieze oorzaak zullen echter testen nodig
zijn. Deze testen zullen moeten worden uitgevoerd door een dierenarts.
Doofheid die ontstaan is door teveel oorsmeer of een infectie is goed
te behandelen. Bij neurologische aandoeningen, zware beschadigingen van
het oor of aangeboren afwijkingen kan de doofheid vaak niet behandeld
worden. Deze honden kunnen echter nog steeds perfecte huisdieren zijn.
Alleen zal bij de opvoeding en omgang met deze dieren rekening gehouden
moeten worden gehouden met hun doofheid.
Een doof huisdier vraagt een aangepaste opvoeding. Normaal worden
commando’s mondeling geven aan een hond. Bij een dove hond werkt dit
niet. Een veel toegepaste methode is het gebruik van handsignalen. Vaak
wordt dan ook gebruikgemaakt van dezelfde handsignalen die door doven
mensen worden gebruikt. Dit is vooral handig indien de hond tijdelijk
naar een pension moet. Op het overzicht van de gebarentaal voor mensen,
kan aangegeven worden welke tekens een betekenis voor de hond hebben.
Het is voor een hond niet moeilijk om handsignalen te leren. Een hond
communiceert voor een groot gedeelte via zijn lichaamstaal, hij zal dan
ook zeer snel doorhebben om de handen in de gaten te houden.
Alle honden moeten worden gesocialiseerd. Dit is vooral bij dove honden
een belangrijk aspect. Een belangrijk aspect hierbij is het benaderen
van de hond. Omdat de hond niets hoort, kan hij schrikken wanneer hij
plotseling wordt aangeraakt of wakker wordt gemaakt. Daarom moet al op
vroege leeftijd worden geoefend om de hond of de mand aan te raken
wanneer hij slaapt.
Wandelen met een dove hond vraagt extra aandacht. Zo zal een dove hond
gevaar niet horen. Elke hond moet de kans krijgen om los te rennen om
zijn energie kwijt te kunnen. Om toch contact te houden met de hond
moet men zorgen dat men altijd in het gezichtsveld van de hond blijft.
Door middel van het zwaaien met de handen overdag of een zaklamp indien
het donker is, kan de aandacht van de hond worden verkregen. Het is aan
te bevelen om een naamplaatje met de woorden “doof” erop aan zijn
halsband te bevestigen. Mocht de hond weglopen dan weet diegene die de
hond vindt dat hij doof is.
Een dove hond kan een fantastisch huisdier zijn. Hij vraagt alleen wat meer tijd en aandacht dan een horende hond.
HET ONDERZOEK VAN AANGEBOREN DOOFHEID.
Drs. Nico Dijkshoorn en drs. Tanjo van der Wel, dierenartsen te Zeist
INLEIDING
Reeds lang is bij verschillende diersoorten het verschijnsel bekend van
een samenhang tussen pigmentafwijking en gehoorstoornissen. Doofheid
bij witte katten en honden is voornamelijk gebaseerd op een aangeboren
erfelijke
(sensorneurale-) vorm, die verbonden is met niet-pigmentatie
(hypopigmentatie, leukistische-) verantwoordelijke genen. De genetische
structuur bij deze pigment- geassocieerde doofheid is noch niet
volledig opgehelderd. Doofheid is gebonden aan de witte kleur, speciaal
die met blauwe ogen. Doofheid wordt NIET gevonden bij albinisme (een
metabool defect in de tyrosineproduktie), waarbij melanocyten wel
aanwezig zijn, maar niet tot enige pigmentvorming in staat zijn. (Van
de Velden 1976). Dit is behalve aan de witte vachtkleur ook te zien aan
de rode oogkleur, die veroorzaakt wordt door de pigmentloze iris.
Dieren met een gepigmenteerde retina vertonen minder vaak doofheid dan
dieren met een blauwe retina (Strain 1992). Congenitale doofheid is bij
de kat al door Darwin in 1859 beschreven. Hoewel het witte gen dominant
is zijn niet alle doof.
De penetrantie van de witte W-kat is betreffende vacht 100%. Voor de doofheid zijn de mogelijkheden:
De witte
- eenzijdig horende kat,
- tweezijdig dove kat
- horende kat.
De doofheid ontstaat door degeneratie (verval) van de bloedtoevoer van
het middenoor (cochlea) op de leeftijd van 3 à 4 weken, vermoedelijk
als gevolg van melanocytensuppressie, een plaatselijke afwezigheid van
melanocyten welke embryonaal afkomstig zijn uit de neurale lijst. Het
verval van de bloedvoorziening geeft verlies van sensorische haarcellen
en leidt tot doofheid. Dit wordt gezien bij de witte (kat) en merle of
piebald genen bij de hond. Bezitten dieren deze overdraagbare
eigenschappen dan is het verstandig om uit sociale en mogelijk
juridische overwegingen deze niet voor de fokkerij in te zetten.
MATERIAAL EN METHODE
Congenitale doofheid kan eenzijdig of beiderzijds voorkomen, waarbij
vooral de eenzijdige klinisch lastig valt vast te stellen. Als een
kitten of een puppy niet wakker wordt door een zeer luid lawaai dan is
deze haast zeker tweezijdig- niet horend. Maar een eenzijdig-horende
kitten kan zeker niet betrouwbaar worden opgespoord. Daarom gebruiken
we een elektrondiagnostische test, de BAER- of BAEP- test als een
objectieve beoordeling.
Deze BAER- ( Brain stem Auditory Evoked Response ) of BAEP ( Brain stem
Auditory Evoked Potentials) test is een elektrondiagnostische test
waarin elektrische activiteit wordt geregistreerd op de schedel als
antwoord op geluidsimpulsen. Hiervoor wordt door de computer 1000 maal
een geluidsimpuls, met een frequentie van 11 per seconde met een
bepaalde sterkte (70 - 96 decibel) in de gehoorgang toegediend. De
elektrische activiteit die bij een horend oor in de hersenen ontstaat
wordt afgeleid met op de schedel onderhuidgeplaatste naaldelektroden
(een actieve elektrode onder de oorschelp van betreffende oor, een
aardelektrode onder oorschelp van andere oor en referentieelektrode op
het midden van de schedel, en geleid naar een speciaal voor dit doel
bestemde computer die de gemeten activiteit van alle impulsen verwerkt
in een grafiek. De gemiddelde hersenactiviteit van 1000 geluidsimpulsen
wordt weergegeven op het beeldscherm en uitgeprint.
De eerste piek wordt geproduceerd door het middenoor en de oorzenuw en
de volgende pieken in de hersenen. Het testresultaat van een doof oor
is een hoofdzakelijk vlakke lijn. De metingen van beide oren worden in
duplo uitgevoerd, waarvan de resultaten onder normale, ongestoorde
omstandigheden vrijwel identiek zijn.
Duidelijk is dat bij een normaal horende kat alle grafieken als figuur
a te zien zijn en bij een beiderzijds niet-horende alle grafieken als
fig. b te zien zijn. Elk oor wordt twee maal getest met een
geluidsterkte van 70 dB. Is het oor bij deze sterkte niet horend dan
wordt de test herhaald met een geluidsterkte van 90 dB.
Kalmering of verdoving is bij een rustig dier en zeker wanneer het een
niet- horend dier is meestal niet nodig. Bij een- en tweezijdig horende
dieren mag op verzet gerekend worden en is geringe kalmering soms
nuttig om storingen tengevolge van bewegingen van de kop en of
spiercontracties te voorkomen.
Optimale response van de baertest mag men verwachten op de leeftijd van 6 weken.
Potentiële problemen in het kader van dieren met beiderzijdse doofheid zijn er velerlei:
Wettelijke aansprakelijkheid van de fokker van een dier met een
erfelijk gebrek. Daarnaast kan een doof dier gevaar opleveren in
leefomgeving:
- makkelijk slachtoffer in verkeer, of
- veroorzaker van verkeersongeluk (motorongelukken), een doof dier kan
soms ernstige verwondingen toebrengen aan kinderen, wanneer de hond
schrikt van hun vaak plotselinge benadering,
- storing in de sociale ontwikkeling van het dier.
Halfzijdig niet-horende dieren vormen minder problemen.
Internationaal wordt geadviseerd niet te fokken met niet-horende dieren.
Ook niet met eenzijdig-horende dieren. Eenzijdig-horende dieren hebben
nog wel een oor om te horen, maar zijn wel drager van een genetisch
defect . Hiermee fokken zal op termijn meer dove dieren geven (Strain).
SAMENVATTING:
De BAER test levert een objectieve en reproduceerbare en dus betrouwbare, zuivere indruk op van de gehoorfunctie.
Het betreffende onderzoek geeft van zowel het linker als het rechter
oor aan, of het desbetreffende oor DOOF of NIET-DOOF is. Het onderzoek
kan vanaf de leeftijd van 6 weken uitgevoerd worden.
Een kopie kan voor registratie gestuurd worden naar de betreffende
kattenvereniging. Om de zekerheid te hebben dat de onderzochte kat ook
de kat is van de bijbehorende stamboom is het zinnig om de kat van een
chip te voorzien, indien de kat bij aanbod voor het onderzoek niet te
identificeren is. Om dit te stimuleren bied de Diergeneeskundige
Kliniek Dijkshoorn te Zeist, waar het doofheidonderzoek plaats vindt,
de eigenaar aan om de katten te voorzien van een chip, inclusief
afgifte van een chipdataformulier voor de sterk gereduceerde prijs.
Eigenaren van raskatten krijgen een geplastificeerd certificaat mee
waarop de achterzijde de stamboom is gefotokopieerd. Een kopie van het
doofheidonderzoek kan voor registratie naar de betreffende
kattenvereniging worden gestuurd.
ADRES DOOFHEIDSONDERZOEK IN NEDERLAND:
DIERGENEESKUNDIGE KLINIEK N.A.DIJKSHOORN
Utrechtseweg 50, 3704 HE Zeist
Tel 030-6954264, Fax 030-6950004
e-mail adres: nico@dijkshoorn.com.
website i.o. www.dijkshoorn.com.
LITERATUUR:
- Congenital Deafness and its Recognition George M. Strain PhD Veterinary Clinics of North
America: S.A.P 895- 907, 1999
- Dijkshoorn NA, van der Wel T, Doofheidonderzoek bij gezelschapsdieren Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 122 (6) 168-169,1997
Doofheid en Onderzoek
Waarom?
Op verzoek van een eigenaar die vermoedt dat zijn of haar dier aan één of beide oren doof is.
Op verzoek van de fokker of rasvereniging (bv. verkoop of dekking in
het buitenland). Bij bepaalde dieren is er een verhoogde kans op
aangeboren doofheid. Dit zijn honden met een hoofdzakelijk witte vacht
(bv. Dalmatische hond, Argentijnse dog, Bull terriër, Engelse Setter).
Het komt ook meer voor bij honden met een merle gen (Collie, Shetland
Sheepdog en Australian Cattledog).
Wat houdt het onderzoek in?
Omdat doofheid verschillende oorzaken kan hebben bestaat het onderzoek uit twee delen.
Allereerst worden de gehoorgang en het trommelvlies grondig
geïnspecteerd met een otoscoop om uit te sluiten dat de eventuele
doofheid veroorzaakt wordt door een zeer vuile en/of ontstoken
gehoorgang of een kapot trommelvlies.
Daarna wordt met speciale apparatuur het gehoorzenuwstelsel getest, het
zogenaamde Brainstem Auditory Evoked Response onderzoek
(BAER-onderzoek). Om storing op de apparatuur door kauwspieren uit te
sluiten krijgt het dier voor het onderzoek een klein roesje. Het
onderzoek zelf is pijnloos.
Is het onderzoek verplicht?
Bij een aantal rassen is het verplicht om de dieren te onderzoeken op
doofheid voordat er mee gefokt mag worden. Dit geldt (nog) niet voor de
Parson russell Terrier, maar wel voor de Dalmatische hond, de Bull
terriër, de Australian Shepherd dog en de Australische cattledog.
Officiële erkenning?
Alleen de BAER-test wordt door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied
in Nederland en de Federation Cynologique International (FCI) erkend.
De resultaten van de test worden vastgelegd in een officieel onderzoeksrapport "Cochleaire doofheid".
Ik wil een gehoortest voor mijn hond: wat moet ik doen?
Een telefonische afspraak maken bij een van onderstaande klinieken.
De hond moet minimaal 6 weken oud zijn en gechipt.
Neemt u wel de stamboom (in het geval van een ouderdier) mee. Bij een
pup kunt u volstaan met het stamboomnummer welke u vindt op de factuur
van de Raad van Beheer.
U kunt ook een afspraak maken voor een heel nest, mits de dieren
gechipt zijn door een nestcontroleur en ouder zijn dan 6 weken. Meldt u
dan wel om hoeveel dieren het gaat. Neemt u wel de aanvragen van de
stambomen of de chipformulieren mee.
Eersel:
Kliniek voor Gezelschapsdieren Eersel
Hint 16b
5521 AH Eersel
tel. 0397-518000
Zeist:
Dierenartsenpraktijk Dijkshoorn
Utrechtseweg 50
3704 HE Zeist
tel: 030-6954264
|