|
Reddingshonden
De meeste mensen denken bij reddingshonden direct aan de goedaardige
St. Bernard met een vaatje cognac om de nek of aan honden in een
aardbevingsgebied. Dit zijn geen alledaagse praktijksituaties voor de
Nederlandse reddings
hond. In ons land worden de reddingshonden vooral getraind op:
Vlaktezoeken:
hierbij gaat het om mensen die vermist zijn in bossen, heidevelden
etc.; een relatief klein aantal honden kan in korte tijd een vrij
omvangrijk terrein afzoeken. In Nederland zijn dit vaak oudere mensen
die in verwarde toestand het huis verlaten hebben of kleine kinderen
die weggelopen zijn.
|
|
Puinzoeken:
in geval van instortingen van gebouwen na aardbevingen of explosies,
kunnen reddingshonden ingezet worden om de locatie van slachtoffers aan
te geven. De trainingen vinden meestal plaats op puinbrekerijen of in
slooppanden. Met beginnende honden en/of pups zullen de eerste lessen
gebruikt worden om de honden te laten wennen aan het lopen op
puinhopen.
|
|
|
Waterzoeken:
hierbij gaat het meestal om het zoeken naar drenkelingen.
Reddingshonden zijn in staat om lichamen zelfs op grote diepte waar te
nemen. Bij kleine wateren, zoals vijvers en sloten, wordt meestal vanaf
de kant gezocht, maar bij grote open wateren, gebeurt dit vanaf een
boot. De reddingshonden kunnen in gunstige gevallen menselijke geur
over grote afstanden waarnemen (enkele honderden meters). De
reddingshonden in Nederland kunnen grofweg in twee groepen ingedeeld
worden: de inzetbare reddingshonden, die in geval van vermissingen,
aardbevingen en overstromingen overal ter wereld ingezet kunnen worden
en de reddingshonden die zijn aangesloten bij de Nederlandse
Reddingshonden Bond (N.R.H.B.). Deze laatste groep doet het meer voor
de sport; inzetbaarheid heeft geen of nauwelijks prioriteit. Qua
training
|
vertonen beide groepen veel overeenkomsten, al zal bij de inzetbare groepen de nadruk meer liggen op praktijksituaties.
Eisen waaraan de hond moet voldoen.
Een reddingshond moet een stabiele, zelfverzekerde hond zijn met een
enorme drift tot werken. Een hond die helemaal gek is van een speeltje
en daar bij wijze van spreken voor door het vuur zou gaan, heeft al een
streepje voor. De hond moet een enorme ‘will to please’ hebben en hond
en geleider moeten elkaar feilloos aanvoelen. In praktijksituaties
kunnen hier levens van afhangen! Sommige eigenschappen zijn erfelijk,
andere zijn te trainen. Daarom kun je eigenlijk niet vroeg genoeg
beginnen met de training tot reddingshond.
De opleiding
Wanneer het bij de aanschaf al duidelijk is dat hij of zij opgeleid
moet worden tot reddingshond, dan moge het duidelijk zijn dat angstige
puppen sowieso niet in aanmerking komen. Maar ook een dominant haantje
de voorste kan later voor problemen zorgen, afhankelijk van het ras. De
pup die al wat stoutmoedigheid uitstraalt en met een speeltje is te
verleiden, heeft onze voorkeur. De eerste tijd zal de training niet
meer dan een spel zijn, gericht op het speeltje en de baas.
|
Het speeltje verstoppen zal de zoekdrift van de pup alleen maar
verhogen. Ook moet de pup al op jonge leeftijd goed gesocialiseerd
worden; hij of zij moet mensen leuk vinden, maar het hoeft geen
allemansvriend te worden. Ook moet de pup van jongs af aan gewend raken
aan de meest uiteenlopende situaties en aan lawaai. Maar ook met een
volwassen hond kan getraind worden. Tijdens de eerste “lessen” wordt
bekeken hoe de hond reageert op z’n speeltje en wat er gebeurt als
iemand er met zijn/haar speeltje vandoor gaat. Een “slachtoffer” houdt
het speeltje voor de neus van de hond en loopt er vervolgens hard mee
weg.
|
|
Na 25 meter gaat het slachtoffer in het zicht van de hond liggen of
zitten en roept de hond. Een goede hond rent, na het commando ”zoek!”
als een speer op z’n speeltje af en gaat zelfs al blaffen uit
frustratie als het speeltje niet snel genoeg gegeven wordt. Dit wordt
langzaam verder uitgebouwd: de afstand wordt groter en het slachtoffer
gaat zich verstoppen. De mate waarin dit uitbouwen gebeurt is sterk
afhankelijk van de vorderingen van de hond.
|
|
|
Het is erg belangrijk dat de hond altijd beloond wordt wanneer het
slachtoffer gevonden is. De hond werkt namelijk voor de beloning. Op
een gegeven moment is de hond zover dat hij/zij niet meer ziet dat een
slachtoffer wegloopt; het commando “zoek!” is voldoende om met de neus
in de wind naar het slachtoffer te gaan zoeken. Hiermee komen we dan
ook op het grote verschil tussen reddingshonden en speurhonden; de
laatste hebben een begin-geur nodig van een vermist persoon, maar
reddingshonden worden getraind op de verwaaiing van menselijke geur.
|
Organisatie in Nederland
De meeste reddingshondengroepen in Nederland werken onafhankelijk van
elkaar, met uitzondering van de al eerder genoemde groepen van de NRHB.
Voor de inzetbare reddingshonden is er een overkoepelend orgaan, de
Stichting Inzetreddingshond Nederland (SIN), waarbij een aantal
reddingshondengroepen is aangesloten. De overige reddingshondengroepen
zijn op zichzelf staande organisaties en werken vaak regionaal. Bij
grote zoekacties werken groepen uit verschillende regio’s samen.
Nuttige adressen: Veterinair Reddingshonden Team
Stichting Inzetreddingshond Nederland
Reddings Honden Werkgroep Westervoort
Nederlandse Reddings Honden Bond
|