Rasgroep: Pinschers en Schnauzers - Molossers en Zwitserse Sennenhonden
FCI 186 Sectie 1.1
Aard : levendig en speels
Gemiddelde levensduur : 10 jaar
Schouderhoogte : 25 tot 30cm
Gewicht : ongeveer 5 kg
Vacht : zuiver zwart; bruineof grijze nuances daarvan toegestaan
Aanleg : kan erg waaks zijn
Omgang met kinderen : goed
Omgang met andere honden :goed
Leefruimte : kan ook op een flat
Vachtverzorging : moet regelmatig worden geborsteld
Standaard
Algemeen
De Affenpinscher is een kleine, goed behaarde ruwharige hond met een aapachtige gezichtsuitdrukking. Zijn aard is een combinatie van ongedwongenheid, volharding, trouw en genegenheid, die kunnen worden afgewisseld door een koddige ernst of een grote lichtgeraaktheid. Door zijn kleine afmeting is de Affenpinscher uitstekend geschikt als gezelschapshond, ook in een kleinere woning; hij is tevens erg waaks.
Hoofd
Eerder rond dan lang, niet te zwaar, hooggewelfd, met een uitgesproken voorhoofd. De snuit is kort, maar niet omhoog gebogen als bij Griffons. De neusspiegel en de lippen zijn zwart.
Gebit
Wit; de tanden in de onderkaak voorbij die in de bovenkaak (ondervoorbijtend). Als de mond gesloten is, mogen de tanden niet zichtbaar zijn.
Oren
Hoog aangezet, recht gedragen als ze zijn gecoupeerd; ongecoupeerd v-vormig omgebogen. Soms zijn ze klein en worden ze natuurlijk staand gedragen.
Ogen
Donker, rond, goed geopend, maar niet uitpuilend, omrand door een krans harde haren.
Lichaam
De borst is maar iets afgevlakt langs de zijkanten en reikt bij een juiste welving tot beneden de ellebogen. De hond heeft een goed ontwikkelde voorborst. De afstand van de laatste ribboog tot het heupbeen is gering, waardoor het lichaam gedrongen lijkt. Het lichaam is nauwelijks langer dan de schouderhoogte. De rug is kort en loopt iets af. De ruglijn loopt evenwijdig aan de buiklijn. Het kruis is licht afgerond. De hals is kort en droog, met een strakke keelhuid, zonder rimpels. Schouderhoogte varieert van 25-30 cm.
Benen
De schuin geplaatste schouder is vlak, maar stevig gespierd en vormt een hoek met het heen. Zowel van voren als van opzij gezien zijn de voorbenen recht, met goed aangesloten ellebogen. De achterbenen zijn matig gehoekt en staan recht onder het kruis. Hierdoor Tertoont de hond een trippelend gangwerk.
Voeten
Kort, rond, goed gesloten, omhoog gewelfd (kattevoeten); met donkere nagels en taaie, harde zolen.
Staart
De staart is hoog aangezet en tot op drie wervels ingekort. Hij wordt hoog gedragen.
Vacht
Beharing op het lichaam moet hard en vol zijn. Op het hoofd vormt zich een specifieke versiering met borstelige, stekelige wenkbrauwen en een kransvormige omtijsting rondom de ogen, een statige baard en kruin- en wangbeharing. Het hoofdhaar moet zo hard mogelijk zijn en in pieken rondom afstaan; hierdoor ontstaat de aapachtige uitdrukking, waaraan de rasnaam is ontteend.
Kleur
Zuiver, effen zwart. Bruinige of grijzige nuances toegestaan.
Bijzonderheden
Fouten: lichte bouw, hoog op de benen staan, diepe horst; laag aangezette of slecht gecoupeerde oren, uitpuilende ogen; lichtgekleurde beharing; bovenvoorbijten, tanggebit, schaargebit (als bij de Schnauzer); te lange rug, afvallend kruis, naar buiten gedraaide ellebogen, te sterk gehoekte achterhand. Andere fouten zijn: te dunne, zogenoemde 'potloodbenen', lange voeten; korte, zachte, witte of gevlekte beharing.