Rasgroep: Dogachtigen
Aard : vredelievend, warmhartig, waakhond
Gemiddelde levensduur : 8-10 jaar
Schouderhoogte : 66-82 cm
Gewicht : 60-100 kg
Vacht : abrikooskleurig of zilver, geel of donkergeel, zwart masker
Aanleg : waak- en verdedigingshond
Omgang met kinderen : zeer goed
Omgang met andere honden : goed
Leefruimte : een tuin is noodzakelijk
Vachtverzorging : weinig
Standaard
Algemeen
Van welke kant het hoofd ook wordt bekeken, het geeft een vierkante indruk
in de hele belijning. Breedte is ten zeerste gewenst en verhoudt zich tot de
lengte van het hele hoofd, inclusief de voorsnuit, als 2:3. Het lichaam moet
massief, breed, diep, lang en krachtig zijn gebouwd op breed en vierkant geplaatste
benen.
De spieren zijn duidelijk afgetekend. De maat is van veel belang, mits die gepaard
gaat aan kwaliteit. Hoogte en massa zijn belangrijk als beide harmonisch op
elkaar zijn afgestemd. De Mastiff is groot, zwaar, krachtig, evenredig en goed
gebouwd. Hij heeft een kalme aard, is aanhankelijk, maar kan ook waken.
Hoofd
De schedel moet breed tussen de oren zijn. Het voorhoofd is vlak en alleen
gerimpeld als de aandacht van de hond wordt getrokken. De wenkbrauwbogen steken
iets uit. De spieren van het slaapbeen en van de wangen zijn goed ontwikkeld.
De boog over de hersenpan is enigszins afgeplat met een groef in het middelpunt
van het voorhoofd, van midden tussen de ogen tot halverwege de naad tussen beide
schedelwandbeenderen.
Het gezicht of de voorsnuit is kort, breed onder de ogen en loopt bijna evenwijdig
tot het einde van de neus. De voorsnuit is afgekort, dat wil zeggen stomp en
vierkant, zodat er een rechte hoek wordt gevormd met de neusrug. De afstand
tusen neuspunt en onderkaak moet groot zijn. De neus moet van voren gezien breed
zijn, met wijd open neusgaten, en van opzij gezien vlak, niet puntig of omhoog
gebogen.
De bovenlippen wijken in een stompe hoek van het neustussenschot af en hangen
iets over de onderlippen, waardoor een vierkante neus wordt verkregen. De lengte
van de voorsnuit verhoudt zich tot het hele hoofd als 1:3. De omtrek van de
voorsnuit (gemeten halverwege de neus en de ogen) verhoudt zich tot die van
het hoofd (gemeten voor de oren) als 3:5.
Gebit
Gezonde krachtige en ver uit elkaar geplaatste hoektanden. De snijtanden zijn scharend of iets ondervoorbijtend, maar nooit zodanig dat bij gesloten mond de tanden nog te zien zijn.
Oren
Klein, voelen dun aan. Ze zijn ver van elkaar aangezet op het hoogste punt van de schedel, zodat ze als het ware in het verlengde van een lijn over de schedel liggen. In rust worden ze vlak tegen de schedel aan gedragen.
Ogen
Klein, ver uit elkaar geplaatst (er moet minstens de ruimte voor twee ogen tussen liggen). De stop tussen de ogen is goed aangegeven, maar verloopt niet te plotseling. De kleur is hazelnoot, hoe donkerder hoe beter. De oogleden mogen niet zijn uitgezakt of open oogleden tonen.
Lichaam
Hals enigszins gebogen, matig lang, zeer gespierd en in omvang 2,5-5 cm minder
dan de omvang van de schedel voor de oren. Schouder schuin geplaatst. Brede
en diepe borst daalt ver tussen de voorbenen af. Ribben gebogen en goed gerond.
De valse ribben lopen ver naar achteren door tot aan de heupen. Borstomvang
is een derde meer dan de schouderhoogte.
Rug en lendenen breed en gespierd; bij de teef vlak en zeer breed, bij de reu
licht gebogen. Diepe flanken.
Benen
Schouder en opperarm iets schuin geplaatst, zwaar en zeer gespierd. Rechte en ver van elkaar geplaatste voorbenen met zware botten en goede ellebogen. De middenvoeten staan loodrecht. Achterhand breed, ruim en gespierd, goed ontwikkelde onderschenkels en gebogen sprongen, ver uit elkaar geplaatst. Van achteren gezien moeten de middenvoeten in stand en in gang loodrecht zijn geplaatst.
Voeten
Groot en rond, met goed gekromde tenen. De nagels zijn zwart.
Staart
Hoog aangezet, reikt tot de sprong of iets daaronder. Hij is breed aan de wortel, wordt dunner naar de punt toe en hangt in rust recht naar beneden. Als de hond opgewonden raakt, wordt de staart gebogen met de punt naar voren, maar niet over de rug gedragen.
Vacht
Kort aanliggend, maar niet te dun en te fijn op de schouders, hals en rug.
Kleur
Abrikooskleurig of zilver, geel of donkergeel gestroomd. De snuit, oren en neus moeten altijd zwart zijn, met zwart rondom de ogen, dat zich tussen de ogen naar boven uitstrekt (een zwart masker).
Bijzonderheden
Gangen: krachtig, gemakkelijk en uitgrijpend.
Fouten: elke afwijking van hetgeen in de standaard staat vermeld, moet
als fout worden aangemerkt; een fout moet worden gestraft overeenkomstig de
ernst ervan. Ernstige fouten in het algemene type: gebrek aan type, met
name van het hoofd; afmeting kleiner dan de minimummaten (70 cm voor reuen,
66 cm voor teven), waarvan bij honden van uitzonderlijke kwaliteit mag worden
afgeweken.
Ernstige specifieke fouten: ernstige afwijkingen in de bouw; afwijkingen
in de kleur zoals die in de standaard vermeld staat, in het bijzonder onvoldoende
pigmentatie of een masker dat anders gekleurd is dan zwart; heldergele ogen,
blauwe ogen of verschillend gepigmenteerde ogen; lange, wollige of gegolfde
vacht.
Ernstige fouten in het karakter: gebrek aan evenwichtigheid.
Zeer ernstige fouten en afwijkingen: het ontbreken van meer dan drie
tanden anders dan premolaren, of in het geval van het ontbreken van drie premolaren
ook nog het ontbreken van de vierde premolaar of een andere tand; bovenvoorbijten,
ondervoorbijten meer dan 0,5 cm (een hond tussen de 15 maanden en drie jaar,
van goede kwaliteit, type en bouw, hoeft een overbeet niet te worden aangerekend
als deze niet te zeer afwijkt van het gestelde, het gebit kan zich nog verbeteren);
monorchisme of cryptorchisme; erfelijke afwijkingen die de zintuiglijke waarneming
in gevaar brengen, met name het gezichtsvermogen.