Rasgroep: Dogachtigen
Aard : zacht en gehoorzaam aan eigen baas; wantrouwend en agressief tegenover onbekenden
Gemiddelde levensduur : 10-13 jaar
Schouderhoogte : 65-75 cm voor reuen, 60-70 cm voor teven
Gewicht : minimaal 50 kg voor reuen, minimaal 40 kg voor teven
Vacht : kort; geelbruin of gestroomd
Aanleg : waakhond
Omgang met kinderen : alleen goed met 'eigen' kinderen, ANDERS OPPASSEN!
Omgang met andere honden : redelijk, afhankelijk van omstandigheden
Leefruimte : zeer grote tuin noodzakelijk
Vachtverzorging : weinig
Standaard
Algemeen
Een typisch Dogachtige hond. Krachtige botten, rechthoekige bouw, compact,
maar harmonisch en evenredig in de verhoudingen. Bij dit massale uiterlijk is
echter duidelijk een grote beweeglijkheid en snelheid waar te nemen.
Teven dienen een duidelijk zichtbare vrouwelijkheid te bezitten, waardoor het
verschil met reuen goed zichtbaar is. De Fila straalt moed, doorzettingsvermogen
en uitgesproken dapperheid uit. Voor de eigenaar en zijn huisgenoten is de Fila
volgzaam en voor de 'eigen' kinderen buitengewoon verdraagzaam. Hij zoekt altijd
het gezelschap van zijn baas. Een andere eigenschap is echter zijn agressiviteit
tegenover onbekenden.
Door zijn kalmte, Zelfvertrouwen en zelfverzekerdheid laat hij zich niet uit
balans brengen bij het horen van onbekende geluiden, of als hij wordt blootgesteld
aan een hem onbekende omgeving. Een onovertroffen bewaker van de eigendommen
van zijn baas, maar instinctmatig een toegewijd jager op groot wild en een veedrijver.
Toont nimmer een verveelde of afwezige expressie. In rust kalm, edel en vol
zelfvertrouwen. Als hij alert is, is hij vastberaden en waakzaam, met een standvastige
oogopslag.
Hoofd
Groot, zwaar, massief, maar altijd in juiste evenredigheid tot de totale lichaamsafmetingen.
Van bovenaf gezien doet het denken aan een trapezium, waarin het hoofd peervormig
is geplaatst. Vanaf de zijkant gezien, verhouding snuit en schedel zich als
1:1, waarbij de snuit iets korter is dan de schedel. De schedel vormt van opzij
gezien een vloeiend gebogen lijn van de stop naar de achterhoofdsknobbel.
Bij puppy's steekt deze achterhoofdsknobbel duidelijk uit. Van voren gezien
is de schedel groot, breed en met een iets gebogen bovenlijn. De zijlijnen lopen
bijna verticaal, gebogen, nauwer wordend naar de snuit toe, zonder stop te tonen.
De stop is van de voorkant af gezien bijna niet aanwezig. De middelste rimpel
(voorhoofdsgroef) is niet diep en loopt vloeiend omhoog. Van opzij gezien is
de stop laag en glooiend, en wordt in feite alleen gevormd door de goed ontwikkelde
wenkbrauwen. De krachtige, brede en diepe snuit is altijd in harmonie met de
schedel. Van boven af gezien is de snuit vol, onder de ogen iets nauwer wordend
naar het midden van de snuit, en weer iets breder wordend naar de voorkant.
Van opzij gezien is de neus recht of heeft een iets gebogen lijn (ramsneus),
maar nooit omhoog gebogen.
De voorkant van de snuit vormt bijna een loodrechte lijn met de groef direct
onder de neus, en een perfecte boog met de dikke bovenlippen. Die hangen over
de onderlippen, waardoor vorm wordt gegeven aan de onderlijn van de snuit, die
bijna parallel loopt met de bovenlijn. De rand van de lippen is altijd duidelijk
zichtbaar. De onderlippen zijn aaneengesloten en stevig tot aan de kaak, daarna
loshangend met getande randen. Aan de wortel is de snuit diep, maar zonder daarbij
de lengte te overtreffen. De randen van de lippen zijn omgekeerd U-vormig. De
goed ontwikkelde, zwarte neus heeft brede neusgaten, die echter niet de gehele
kaakbreedte beslaan.
Gebit
De tanden zijn breder dan lang, sterk en wit. De bovensnijtanden zijn breed aan de wortel en lopen spits toe in een punt. De hoektanden zijn krachtig en ver uit elkaar geplaatst. Ideaal is een schaargebit, maar een tanggebit is toegestaan.
Oren
Groot, dik, V-vormig, hangend, breed aan de basis en iets spits toelopend naar de ronde uiteinden. Ze zijn aangezet op het achterste deel van de schedel. De ooraanzet bevindt zich op één lijn met de ogen als de hond in rust is. Als de hond alert is, bevindt de aanzet zich boven deze lijn. De aanzet aan de voorkant staat schuin boven de aanzet aan de achterkant. Hangoren (Doggen-oren) aan beide kanten en achterwaarts gerichte oren (roze-oren), waarbij de binnenkant van het oor zichtbaar.is, zijn toegestaan.
Ogen
Middelgroot tot groot, amandelvormig, ver uit elkaar geplaatst en middelmatig
diep tot diep geplaatst. De toegestane kleuren lopen van donkerbruin tot geel,
altijd in overeenstemming met de kleur van de vacht. Door de overvloedige losse
huid hebben veel Fila's neerhangende onderste oogleden.
Deze bijzonderheid mag niet als fout worden beschouwd, omdat hierdoor de melancholieke
uitdrukking (die typerend is voor het ras) wordt geaccentueerd.
Lichaam
Sterk, breed en diep lichaam, bedekt met een dikke, losse huid. De borstkas
is langer dan de buik. De lichaamslengte van de schoft tot het zitvlak is gelijk
aan de schofthoogte plus 10%.
Een van de belangrijkste kenmerken van het ras is de dikke, losse huid die het
gehele lichaam bedekt en vooral aan de nek uitgesproken kwabben (wammen) vormt,
die vaak ook voorkomen aan borst en buik. Sommige exemplaren hebben een plooi
aan de zijkant van de kop, langs de hals tot aan de schouder. Als de hond in
rust is, is de kop rimpelloos. Als de hond alert is, vormt de samengetrokken
schedelhuid kleine, verticale rimpeltjes. De nek is buitengewoon sterk en gespierd,
waardoor de indruk wordt gewekt dat hij kort is. De nek is iets gebogen aan
de bovenkant en staat goed wijd van de schedel. De toppen van de schouderbladen
zijn ver uit elkaar geplaatst en de schoft toont een aflopende lijn. De rug
loopt geleidelijk op naar het kruis. De schoft bevindt zich op een lager punt
dan het kruis: Een zadelrug of karperrug is niet toegestaan.
De onderlijn verloopt horizontaal, met een iets opgetrokken lijn in het onderlijf
(maar niet zoveel als bij de Whippet). De schouder is samengesteld uit het schouderblad
en de bovenarm, die beide van gelijke lengte moeten zijn. Daarbij vormt het
schouderblad een hoek van 45° met de horizontale lijn en de bovenarm een hoek
van 90° met het schouderblad. Het gewricht ligt ter hoogte van het borstbeen,
iets erachter. In een ideale positie ligt de punt van het schouderblad halverwege
de grond en de schoft. Een denkbeeldige lijn vanaf de schouder snijdt de elleboog
en eindigt bij de voet. De brede en diepe borst reikt tot aan de ellebogen.
Het borstbeen steekt duidelijk uit. De ribben zijn goed gebogen, maar zonder
de beweging van de schouders te beïnvloeden. De lendenen zijn korter en niet
zo diep als de borst; met een duidelijk zichtbare afscheiding tussen beide delen.
Teven hebben een breder ontwikkelde lendepartij aan de onderzijde. Van boven
gezien zijn de lendenen nauwer dan de borst en het kruis, maar ze mogen geen
uitgesproken taille vormen. Het krachtige, brede en lange kruis vormt in een
vloeiende lijn een hoek van ongeveer 30° met de horizontale lijn, en ligt hoger
dan de schoft. Van achteren gezien is het kruis bijna net zo breed als de borstkas,
bij teven zelfs weleens breder.
Schouderhoogte: reuen 65-75 cm, teven 60-70 cm. Gewicht: reuen minimaal 50 kg,
teven minimaal 40 kg.
Benen
De voorbenen staan parallel en recht tot de middenvoet, en hebben krachtige botten. De middenvoetsbotten zijn kort. De lengte van de voet tot de elleboog is 50% van de lengte van de elleboog tot de schoft. De achterbenen zijn minder zwaar van bot, maar nooit echt licht. Het bovendijbeen heeft gebogen randen, die worden gevormd door de sterke spieren van het darmbeen en heupbeen, die het achterste markeren. Het heupbeen moet daarom voldoende lang zijn. De achterbenen zijn parallel met de krachtige voetwortel. De middenvoet is iets gebogen en hoger dan de middenhand. Middelmatig gehoekte knie en middenvoet.
Voeten
Krachtige voorvoeten, met goed gebogen tenen, die niet te dicht bij elkaar staan. Brede en diepe voetkussens. De voeten staan recht vooruit. Sterke, donkere nagels; witte nagels zijn toegestaan als de kleur van de voet of tenen wit is. De achtervoeten zijn iets ovaler dan de voorvoeten, maar dat geldt in wezen voor de gehele beschrijving. Hubertusklauwen zijn niet toegestaan.
Staart
Zeer breed aan de wortel, spitser toelopend naar de sprong. Als de hond alert is, wordt de staart hoog gedragen en is een bocht aan het uiteinde zichtbaar; mag niet over de rug gekruld worden gedragen.
Vacht
Kort, zacht, dik en goed aansluitend.
Kleur
Alle egale kleuren zijn toegestaan, met uitzondering van de diskwalificerende kleuren (wit en muisgrijs; gevlekt of gespikkeld). Geelbruine honden met een egale vacht mogen gestreept zijn met lichtere of veel donkerder strepen. Een zwart masker is toegestaan. Bij alle kleuren zijn witte vlekken aan voeten, borst en staartpunt toegestaan; liever niet op andere delen van het lichaam. Witte vlekken die meer dan een vierde deel van het totale lichaamsoppervlak overschrijden, worden als fout beoordeeld.
Bijzonderheden
Gangen: een elastische gang met een lang bereik; vloeiende schreden
die doen denken aan de grote katachtigen, het karakteristiekste is de telgang,
waardoor het lichaam een rollende of wiegende beweging maakt (kamelengangwerk),
die duidelijk langs de hele toplijn tot aan de staart waarneembaar is; tijdens
het gaan wordt het hoofd lager gedragen dan de rug; de draf is vloeiend en vrij,
met een krachtige stap; de galop is krachtig, met een snelheid die men niet
verwacht van zo'n grote zware hond; door de beweeglijkheid in de gewrichten,
voor de Doggen wekken de bewegingen van de Fila de indruk dat direct en snel
van richting kan worden veranderd, wat inderdaad ook juist is.
Fouten: cryptorchisme of monorchisme; het gebruik van hulpmiddelen om
bepaalde effecten te verkrijgen; albinisme en het ontbreken van rastypische
kenmerken. Diskwalificerende fouten: agressie tegen de eigenaar; lafheid;
roze neus; bovenvoorbeet, ondervoorbeet waarbij de tanden zichtbaar zijn bij
gesloten mond; ontbreken van een hoektand of een kies, met uitzondering van
de derde kies; blauwe ogen (glasogen); gecoupeerde oren of staart; kruis lager
dan de schoft; witte, muisgrijze, gevlekte of gespikkelde (schimmelkleurige)
honden; kleiner dan de minimummaat; niet voldoende losse huid; ontbreken van
het typische (kamelen)gangwerk.
Zeer ernstige fouten: klein hoofd; strakke bovenlippen zonder kwabben;
uitgesproken stop, van voren gezien; uitpuilende ogen; ontbreken van twee tanden,
met uitzondering van P1; ontbreken van halskwabben; apathie of angst; overgevoeligheid
voor schoten; karperrug, horizontale ruglijn, niet oplopend naar het kruis;
overmatige plooivorming; koehakkig; ontbreken van hoeking in de achterpoot (achterhand
te steil); te lichte botstructuur; gebrek aan massa (slank); te groot; witte
vlekken die meer dan een kwart van het totale lichaamsoppervlak beslaan; gebrek
aan pigment langs de oogranden; ronde ogen; vierkante bouw. Ernstige fouten:
korte snuit; kleine oren, hoog aangezette oren; te lichte ogen; rimpels op het
voorhoofd als de hond in rust is; ondervoorbeet; plooien onder keel die geen
kwabben zijn maar horizontale plooien; zadelrug; nauw kruis; over de rug gekruld
gedragen staart; borst zonder diepte; afwijkingen in de voetwortelbeentjes,
handwortelbeentjes, middenvoetsbeentjes of middenhandsbeentjes; te veel gehoekte
achterhand; korte stappen; klein bereik.
Alle andere afwijkingen van de standaard kunnen worden beschouwd als lichtere
fouten.
Reuen moeten twee duidelijk zichtbare, normaal in het scrotum afgedaalde testikels
hebben.